Zoeken...
Het is meer dan eens aangetoond dat leerlingen beter presteren als zij intrinsiek gemotiveerd zijn dan wanneer ze cijfers en beloningen krijgen. Het leerproces van leerlingen wordt gestimuleerd als zij de leersituatie functioneel en betekenisvol vinden en zich eigenaar voelen van hun leerproces. Daarvoor is het van belang dat ze zich serieus genomen voelen, invloed hebben op hun eigen leerproces en zich eigenaar voelen van hun eigen leerdoelen. Die doelen zullen dus bekend moeten zijn en passen bij het individuele kind. Bij het serieus nemen van kinderen hoort dat de leerkracht ze echt ziet, talenten herkent, benut en ontwikkelt. Maar ook, dat de leerkracht rekening houdt met de individuele eigen-aardigheden en kwaliteiten van kinderen.
Boeiend en rijk onderwijs helpt bij de betrokkenheid en vergroot daarmee de kans op eigenaarschap. We zetten dus veel in om ons onderwijs zoveel mogelijk rijk en in samenhang aan te bieden. Daarvoor gebruiken we thematisch onderwijs en groepsdoorbrekende activiteiten. Doel is om alle kinderen, ook die kinderen die (veel) meer uitdaging nodig hebben, in ons reguliere aanbod te (blijven) boeien en laten groeien.
Denkwoorden:
Leerlingen hebben ‘kapstokken’ nodig om kritisch met informatie om te leren gaan. Kritische vragen helpen onderzoek en leren te verdiepen. De denkwoorden (Habits of mind) helpen daarbij. Het zijn er vijf:
Bewijs:
Hoe weet ik dat het waar is?
Wat heb ik nodig om het te bewijzen?
Hoe zeker kan ik zijn?
Zinvol:
Waarom is dit belangrijk?
Wat betekent het voor mij?
Doet het er toe?
Waarom zou ik er iets mee moeten?
Perspectief:
Hoe kijk ik er naar?
Hoe zou een ander het zien?
Wie zei dit en waarom?
Wat gebeurt er als ik het van een andere kant bekijk?
Verbinden:
Wat weet ik er al van?
Waar doet me dit aan denken?
Is er een patroon?
Wat is de oorzaak en het gevolg?
Welke consequenties zie ik?
Stel dat:
Wat gebeurt er als…?
Zou het ander kunnen gaan?
Zou het anders kunnen zijn?
Als ik iets verander, wat gebeurt er dan?
Denk- en leervaardigheden
Onderzoeken | Relevante vragen stellen/formuleren Plan maken Voortgang monitoren Uitkomsten voorspellen Conclusies testen |
Creatief denken | Een voorstelling maken van Ideeën ter discussie stellen Alternatieven bedenken-aanreiken Hypotheses formuleren |
Informatie verwerken | Weten waar je informatie vindt Informatie kunnen opzoeken, verzamelen, ordenen en selecteren Verbanden kunnen zien tussen verschillende informatie |
Redeneren | Onderbouwen van opvattingen (waarom vind ik…) Onderbouwen van handelingen (waarom doe ik…) Gevolgen kunnen schetsen Precies kunnen uitleggen wat je bedoelt Beslissingen nemen op basis van redeneringen (dus…) |
Evalueren | Feiten kunnen beoordelen Processen kunnen beoordelen Kritisch zijn op eigen handelen Vertrouwen hebben in je eigen oordeel Waarde van je ideeën en werk kunnen inschatten |
Persoonlijke vaardigheden
Communiceren | Kunnen luisteren Effectief meedoen aan een discussie Een monoloog durven en kunnen houden Vlot kunnen lezen en schrijven |
Samenwerken | Begrip hebben voor anderen Een bijdrage kunnen leveren aan het groepsproces Kunnen onderhandelen, zoeken naar compromissen Beschikken over leiderschapsvaardigheden (Covey) |
Inzet, betrouwbaarheid | Tonen van motivatie Bereidheid om te leren (werken) Tonen van initiatief Goed kunnen plannen |
Moreel en ethisch bewustzijn | Spiritueel: eigenwaarde en inzicht in stere en zwakke kanten Moreel: inzicht in verschil tussen goed en kwaad Moreel: oog voor anderen, bereidheid om te vergeven Sociaal: relaties kunnen aangaan, inzicht in rechten en plichten Cultureel: Begrip en respect voor andere culturen, meningen, tradities en ontvankelijkheid daarvoor |